Beladingsklasse

De beladingsklasse is een indeling voor spoorweginfrastructuur en rollend materieel volgens EN 15528, op basis van de toegelaten aslast en het tonmetergewicht. Tezamen vormen deze twee een codering, bestaande uit een hoofdletter (A t/m E) voor de aslast en een cijfer (1 t/m 6) voor het tonmetergewicht, waarbij niet alle combinaties mogelijk zijn. Hierbij dient ook de maximumsnelheid te worden vermeld die voor de desbetreffende beladingsklasse geldt. Daarnaast bestaan er ook nog nationale beladingsklassen en extra categorieën voor locomotieven.

Indeling

De aslasten in de onderstaande tabel gelden voor de referentiewagens zoals gedefinieerd in EN 15528. Per categorie zijn de lengte en de plaatsing van de assen vastgelegd. De genoemde aslasten gelden voor twee of vierassige wagens. Voor wagens met een andere asconfiguratie kan afgeleid/berekend worden wat de maximum toegestane waarden voor de desbetreffende beladingsklasse zijn.[1] [2] [3] [4]

Aslasten volgens EN 15528
Beladingsklasse Aslast Tonmetergewicht Opmerking
a10 10,0 t 2,0 t/m Beladingsklasse voor reizigerswagens.[5][6]
a12 12,0 t 2,4 t/m
a14 14,0 t 2,8 t/m
A 16,0 t 5,0 t/m
B1 18,0 t
B2 6,4 t/m
C2 20,0 t Minimum in Nederland.
C3 7,2 t/m
C4 8,0 t/m
CE Duitse uitbreiding van beladingsklasse C4. Maakt 20 ton aslast voor zesassige wagens mogelijk.
CM2 21,0 t 6,4 t/m Duitse beladingsklasse.
CM3 7,2 t/m Duitse beladingsklasse.
CM4 8,0 t/m Duitse beladingsklasse.
D2 22,5 t 6,4 t/m
D3 7,2 t/m
D4 8,0 t/m In de meeste landen (waaronder Nederland) toegepast bij nieuw- en verbouw.
D4xL 22,5 ton aslast voor zesassige locomotieven.
D5 8,8 t/m
E4 25,0 t 8,0 t/m
E5 8,8 t/m In Nederland alleen toegepast op de Betuweroute (A15‑trace).
E6  10 t/m
F 27,5 t niet
gespecificeerd
G 30,0 t O.a in gebruik voor specifieke wagens op de Malmbanan (G met 12 t/m en H met 13 t/m).[7]
H 32,5 t
L4xx,x xx,x t ≤ 6,2 t/m Beladingsklasse voor vierassige locomotieven.
L6xx xx t ≤ 6,4 t/m Beladingsklasse voor zesassige locomotieven.

Het is mogelijk dat infrastructuur gecodeerd wordt met meerdere beladingsklassen en bijbehorende snelheden, eventueel ook met een andere (lagere) snelheid voor goederentreinen. Aslasten hoger dan 22,5 ton worden op het normaalsporige net van het Europese vasteland nog nauwelijks gebruikt. Binnen Europa bevinden zich alleen in Zweden enkele baanvakken die zonder beperking met 25 ton aslast bereden kunnen worden.

Officieel toegestane combinaties
Aslast (ton) A B C D E
↓ Tonmetergewicht
(t/m)
16 18 20 22,5 25
1 5,0 A B1
2 6,4 B2 C2 D2
3 7,2 C3 D3
4 8,0 C4 D4 E4
5 8,8 D5 E5
6 10 E6

Goederenwagens

Op goederenwagens wordt per beladingsklasse in het beladingsraster aangegeven hoeveel lading mag worden vervoerd. Wagens geschikt voor CM of D aslasten zijn op C baanvakken toegelaten met een aslast van 20,5 ton. Dit ter compensatie van de zwaardere constructie die bij deze wagens nodig is om de extra lading bij hogere aslast te kunnen dragen. Anders gezegd, dit maakt het mogelijk voor dergelijke wagens om op C baanvakken, ondanks hun hogere leeggewicht, evenveel te vervoeren als wagens die gebouwd zijn voor aslast C.[1]

Locomotieven

Voor locomotieven is er een andere codering beschikbaar, die een fijnere indeling naar aslast mogelijk maakt. Doel hiervan is locomotieven met een hogere maximumsnelheid toe te laten dan normaal mogelijk is onder de beladingsklasse. In enkele gevallen wordt deze indeling ook gebruikt om locomotieven met beperkte snelheid toe te laten op spoorlijnen waarvoor ze eigenlijk een te hoge aslast hebben. Vierassige draaistellocomotieven worden gecodeerd als L4xx,x, waarbij xx,x (afgerond op halve tonnen) een waarde heeft tussen de 18,0 en de 22,5 ton. Voor zesassige locomotieven is er L6xx, waarbij xx kan variëren van 18 tot en met 22 ton (afgerond op hele tonnen). Een aslast van 22,5 ton is voor dergelijke machines mogelijk onder beladingsklasse D4xL. Let wel, bij zesassige locomotieven gaat het om machines met twee drieassige draaistellen.[1]

Doordat locomotieven op deze manier een hogere maximumsnelheid hebben dan onder de normale indeling mogelijk is, kunnen deze machines gebruikt worden als tractiemiddel voor wagons met een lagere beladingsklasse, zonder dat de maximumsnelheid van de locomotief de beperkende factor vormt.

Landenspecifiek

Nederland

In Nederland is op het gehele hoofdspoorwegnet minimaal beladingsklasse C2 toegestaan. Hogere beladingsklassen worden als buitengewoon vervoer aangemerkt en brengen extra (snelheids)beperkingen met zich mee. Naast de beperkingen die gelden voor het gehele baanvak zijn er ook lokale beperkingen, veroorzaakt door een kunstwerk (veelal bruggen) of de bovenbouw (meestal bogen of wissels). Bij nieuw- en verbouw wordt het spoor geschikt gemaakt voor vervoer met beladingsklasse D4 bij een snelheid van 100 km/h (meestal aangegeven als D4/V100).[8][9]

GTPL-codes

De zogenoemde GTPL-codes worden door ProRail gebruikt voor buitengewoon vervoer met beladingsklassen hoger dan C2. De codering is opgebouwd uit drie getallen, de eerste geeft het aantal assen van de wagen, de tweede het tonmetergewicht en de derde de aslast. Zo wordt beladingsklasse D4 voor een vierassige wagen weergegeven als 4-800-225. Deze coderingen staan vermeld in de Gebruiksvoorschrift buitengewoon vervoer aslasten en tonmetergewichten (gvs00094).[8] Hierin staan kaarten met daarop de toegestane routes (standaard en omleiding) en bijbehorende snelheid per beladingsklasse en/of GTPL-code. Op deze kaarten staan ook de locaties van kunstwerken die een beperking opleggen, op de bijgevoegde lijst staat de exacte omschrijving van die beperkingen. Opgemerkt moet worden dat voor zesassige wagens de codering alleen geldt voor wagens die daarvoor zijn aangewezen en voldoen aan de gestelde asconfiguratie. Dergelijke codering maakt het bijvoorbeeld mogelijk om wagens type Faals te vervoeren met een tonmetergewicht tot 9,0 t/m, bij een aslast van 22,5 ton (GTPL 6-900-225).

Overige buitengewoon vervoer

Naast de GTPL-codes heeft ProRail nog extra mogelijkheden voor buitengewoon vervoer. Voor stoomlocomotieven gelden beperkingen afhankelijk van het type locomotief. Gebruik van inframachines of vierassige locomotieven (L4,xx) tot en met 22,5 ton aslast (L422,5) op C baanvakken is met verlaging van de snelheid en inachtneming van de extra beperkingen mogelijk.

Betuweroute

Het A15-trace van de Betuweroute is gebouwd voor aslast E5 (GTPL 4-880-250) en een maximumsnelheid van 120 km/h, de infrabeheerder laat echter maar een snelheid van 100 km/h toe. Omdat de aansluitende baanvakken echter niet geschikt zijn voor zulke aslasten, is dit in de praktijk nog maar beperkt bruikbaar.[10]

Europese lijncategorieën

Als onderdeel van de regelgeving in de Europese Unie, ten behoeve van een samenhangend Europees spoorwegennet, zijn er lijncategorieën opgesteld. De aangewezen spoorlijnen krijgen daarbij een zogenoemde verkeerscode voor personen- en goederenvervoer (niet altijd voor beide). Bij deze indeling horen onder andere minimumeisen ten aanzien van de beladingsklassen. Deze staan weergeven in de onderstaande tabellen.[11] [12] [13]

De genoemde waarden voor locomotieven gelden bij maximaal twee gekoppelde machines, bij meer geldt een maximumsnelheid van 120 km/h.

Beladingsklassen behorende bij de verkeerscodes voor passagiersvervoer
P1 P2 P3a / P4a
> 160 km/h
P3b
≤ 160 km/h
P4b
≤ 160 km/h
P5 P6
Locomotieven 17 t 21 t D2 - 200 (5,0 t/m)[n 1] D2 - 160 D2 - 160 C2 - 120 a12
Rijtuigen max. 21,5 t max. 22,5 t A - 200
B1 - 160
B1 - 160 A - 160
B1 - 140
B1 - 120
Treinstellen Nog niet bepaald.
max. 21,5 t
Nog niet bepaald.
max. 22,5 t
C2 - 160 (3,1 t/m)
D2 - 120 (3,5 t/m)
B1 - 160 (2,75 t/m)
C2 - 140 (3,1 t/m)
D2 - 120 (3,5 t/m)
B1 - 120 (2,75 t/m)
Beladingsklassen behorende bij de verkeerscodes voor goederenvervoer
F1 F2 F3 F4
Locomotieven D2 - 120 D2 - 120 C2 - 100 B2 - 100
Wagens D4 - 120 D2 - 120 C2 - 100 B2 - 100

Externe links

  • (de) Interactieve infrastructuurkaart van DB Netze (Beladingsklasse onder 'Themen', 'Streckenmerkmale' en dan 'Streckenklasse' aanvinken aan linkerzijde, legenda uitvouwen aan rechterzijde.)
  • (de) Infrastructuurkaarten van ÖBB-Infra (Beladingsklassen onder 'Karte VzG Steckenklassen (SNNB 2024)')
Bronnen, noten en/of referenties

Noten

  1. Klasse D2 met 200 km/h is alleen toegestaan bij vierassige locomotieven met minimaal 2,6 m as‑afstand.

Referenties

  1. a b c (en) BSi, BS EN 15528-2008 Railway applications – Line categories for managing the interface between load limits of vehicles and infrastructure. Geraadpleegd op 15 maart 2014.
  2. (de) DB Cargo, Weitere wichtige Güterwagenanschriften und Zeichen. Geraadpleegd op 22 januari 2017.
  3. (de) DB Netze, Grundsätze zum Infrastrukturregister (Version 5.1); 2.1.1 Teilsystem Infrastruktur; "Streckenklasse" p. 8 (2023-05). Geraadpleegd op 12 september 2023.
  4. (de) Baurath des FVME, Achslast und Meterlast - die zwei Last-Grenzwerte beim Eisenbahn-Streckenzugang. Fördervereins zur Erhaltung von Lokomotiven der Maschinenfabrik Esslingen e.V. (FVME) (8 november 2013). Geraadpleegd op 7 oktober 2018.
  5. EU, VERORDENING (EU) Nr. 1299/2014 VAN DE COMMISSIE van 18 november 2014 betreffende de technische specificatie inzake interoperabiliteit van het subsysteem infrastructuur van het spoorwegsysteem in de Europese Unie; Aanhangsel L. EUR-Lex (12 december 2024). Geraadpleegd op 11 juni 2019.
  6. (de) Pißermayr, Sebastian, Dynamische Beurteilung von Eisenbahnbrücken und Modellanpassung einer bestehenden Fachwerksbrücke (pdf) p. 40. TU Wien (2023-06). Geraadpleegd op 12 september 2023.
  7. (se) Trafikverket, LINJEKATEGORIER - hantering av samverkan mellan järnvägsfordons axellaster och infrastruktur; TDOK 2014:0078; Version 1.0 (pdf) p. 10 (9 oktober 2015). Geraadpleegd op 12 september 2023.
  8. a b ProRail, ProRail gebruiksvoorschrift, Mogelijkheden buitengewoon vervoer, aslasten en tonmetergewichten. (versie 003) (januari 2015). Geraadpleegd op 22 januari 2017.
  9. ProRail, Regels voor het functioneel ontwerp van railinfrastructuur (versie 4.0) (19 januari 2016). Gearchiveerd op 2 februari 2017. Geraadpleegd op 22 januari 2017.
  10. ProRail, Netverklaring ProRail 2014 (v1.6) (Aslasten en tonmetergewichten in bijlage 13) (30 januari 2014). Geraadpleegd op 15 maart 2014.
  11. EU, Geconsolideerde tekst: Verordening (EU) nr. 1299/2014 van de Commissie van 18 november 2014 betreffende de technische specificatie inzake interoperabiliteit van het subsysteem infrastructuur van het spoorwegsysteem in de Europese Unie Tabel 2 en 3 en aanhangsel E; tabel 38 en 39. EUR-Lex (16 mei 2019). Geraadpleegd op 31 augustus 2022.
  12. EU, UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2019/776 VAN DE COMMISSIE van 16 mei 2019 tot wijziging van de Verordeningen (EU) nr. 321/2013, (EU) nr. 1299/2014, (EU) nr. 1301/2014, (EU) nr. 1302/2014, (EU) nr. 1303/2014 en (EU) 2016/919 van de Commissie en Uitvoeringsbesluit 2011/665/EU van de Commissie teneinde deze af te stemmen op Richtlijn (EU) 2016/797 van het Europees Parlement en de Raad en met het oog op de verwezenlijking van specifieke doelstellingen die zijn vastgesteld in Gedelegeerd Besluit (EU) 2017/1474 van de Commissie Tabel 38. EUR-Lex (25 april 2019). Geraadpleegd op 11 juni 2019.
  13. EU, BESLUIT VAN DE COMMISSIE van 26 april 2011 betreffende de technische specificatie inzake interoperabiliteit van het subsysteem „infrastructuur” van het conventionele trans-Europese spoorwegsysteem. EUR-Lex (14 mei 2011). Geraadpleegd op 13 juni 2019.